Eind 2011 was het zover. De plannen lagen klaar, het pand was gehuurd, de lening was verstrekt. Het enthousiasme was amper te beteugelen, de deuren konden open.
Ons eigen bedrijf; CustomCamp.

Met Vin van 4 en Sev van 10 maanden had ik opeens 2 banen. Ik werkte bij de start van CustomCamp nog bij Stichting Sensoor en daarnaast probeerde ik tot midden
in de nacht een bedrijf van de grond te krijgen. Bjorn zat bijna 24 uur per dag in de werkplaats, dus ook het huishouden en de kinderen waren in die periode voor mij.
Terugkijkend was ik eigenlijk best een super held vind ik nu. Maar lange tijd voelde ik me ook schuldig.

Ik bracht Sev ‘s morgens naar de opvang om vervolgens met gierende banden Vin uit de auto te gooien op het schoolplein.
In de middag griste ik ‘m daar weer weg om ook Vin bij de opvang te droppen of bij een vriendje.

Doldwaas koekjes bakken op de woensdagmiddag, ik dacht het niet! En het Kerst diner voor school bestond bij mij uit een net mandarijnen.
Ideaal, kan je zo de klas in lanceren als je haast hebt.

Ik weet nog goed dat ik ook thuis werkte…althans dat probeerde ik. Dan was ik in ieder geval een liefdevolle moeder die ook graag bij haar kroost wilde zijn.
Nou, probeer maar eens een camper te verkopen aan de telefoon met twee kleine blagen.
Vin liep te tetteren of hij chips mocht. Ik schudde nee. Hij schudde ja.
Als een slang siste ik in zijn oor: “NEE!”
Mijn klant hoort vooralsnog alleen maar mij en alle goeds over CustomCamp natuurlijk.
Vin pakt een zak chips uit de kast. Ik maak een ‘keel doorsnij beweging’ naar hem en hij opent de zak…

Sev heeft ondertussen ook door dat er wat te kanen valt en komt aangekropen.
De verkoop van de camper aan de telefoon begint serieus vormen te krijgen. Ik ben goed bezig.
Ik probeer met mijn voet de jongste weg te drukken bij Vin en zijn zak chips. Ja hoor, Sev begint keihard te brullen!
Vin roept tegen Sev; Jij mag geen chips.” Ik sis; jij ook niet!

Ja! We hebben een deal. De beste man aan de lijn wil heel graag langskomen, hij is om.
Ondertussen geeft Sev Vin een soort van kopstoot, want hij wil immers ook chips. En ja hoor, Vin heeft een bloedneus.
Ik slaak een gil, bloed op onze nieuwe bank. Nee!
Vin doet ondertussen of hij dood gaat, Sev begint in alle rust aan zijn welverdiende zak chips.

Ik vraag aan de klant; “Heeft u een hééél even?”
Ja hoor, dat heeft hij. Ik leg de telefoon neer, maar vergeet het geluid uit te zetten…
Ik bulder tegen Sev dat hij geen Rico Verhoeven is en probeer verwoed Vin te overtuigen dat hij niet dood gaat.
Dan zie ik dat de beste man gewoon kan meeluisteren.

Ik pak de telefoon weer op; Ehm… hallo, ja… ik werk vandaag thuis, ehm…
En hij:”Nu ben ik helemaal om! Ik hou daar wel van! Gewoon echte mensen!”.

Inmiddels zijn de jongens 16 en 12 en vertel ik ze dat ik me vaak schuldig voelde. Dat snappen ze niet, gelukkig maar. 🙂